woensdag 1 mei 2013

Een oprecht hart




Wat een prachtige dag was het gisteren en wat een mooie en ontroerende beelden. Wat gaaf om zo’n koningshuis te hebben en wat jammer dat er dan ‘s avonds bij de diverse praatprogramma’s toch mensen zitten die al dit mooie de grond in willen boren door er lelijke en negatieve woorden over uit te spreken.

Ik vroeg me vanmorgen af: ‘Hoe zouden die mensen zich nu voelen? Zijn ze nog steeds zo trots op hun negatieve houding, zijn ze nog steeds blij dat ze hun grieven hebben gespuid of voelen ze zich nu misschien een beetje beschaamd en hebben ze spijt?’

Vorige week las ik het verhaal waarin David vreemd gaat met Batseba. Hij zag haar, wilde haar en nam haar, en ik vroeg me toen ook al af hoe hij zich de volgende voelde. Was hij toen nog steeds zo in z’n nopjes? Staat hij nog steeds achter z’n daden of voelt hij zich nu misschien wat beschaamd en heeft hij spijt?

Vanmorgen las ik Psalm 51, de Psalm die David schreef nadat hij vreemd was gegaan met Batseba.
Hierin smeekt hij God hem te vergeven want hij realiseert zich nu dat hij tegen God heeft gezondigd. ‘I have done what is evil in Your sight’ ‘Ik heb gedaan wat slecht is in Uw ogen’ en hij heeft spijt De roes van het moment is voorbij, hij heeft gehad wat hij persė wilde op het moment dat hij het zag en nu komt de kater. Hij heeft God teleurgesteld en hij voelt zich bezwaard en zelfs een beetje vies.

Toen ik heel het verhaal las in 2 Samuel 11 merkte ik dat ik David meteen veroordeelde maar toen ik er later nog wat over na liep te denken dacht ik: ‘doen we zoiets eigenlijk allemaal niet weleens?’  We gaan misschien niet allemaal vreemd en helpen dan de wettige echtgenoot om zeep maar is het bij ons ook niet zo dat we gewoon weleens iets doen of kopen gewoon omdat we het willen terwijl we heus wel weten dat het niet zo slim is, dat we er God mee teleurstellen en ‘het slecht is in Zijn ogen’?
Misschien roddel je weleens over een ander terwijl je weet dat je beter je mond kunt houden of vertel je een ‘leugentje om bestwil’, jouw bestwil wel te verstaan, misschien ‘begeer’ je ook weleens iets wat van een ander is, liet je je huis in het zwart schilderen, paste je je inkomsten wat aan, keek je de andere kant op als iemand je nodig had. Misschien heb je zelfs weleens iets gestolen of ben je weleens vreemd gegaan. Dingen die je net als David liever wilde verdoezelen, dingen waarvan je net als David de volgende dag spijt had en waar je je toch niet zo lekker meer bij voelde.

Het gave is dat David ondanks zijn zonde een man naar Gods hart is. Blijkbaar is het dus niet de zonde waar God naar kijkt en is het niet de zonde die bepaalt of je een man of vrouw naar Gods hart bent. De zonde is niet bepalend voor Gods liefde voor jou of voor mij.

David schreef:
Create in me a pure heart, O God
and renew a steadfast spirit within me.
Don’t cast me from Your presence
or take Your Holy Spirit from me.
Restore to me the joy of Your salvation
and grant me a willing spirit, to sustain me 
(Psalm 51:10-12 NIV)

Dàt is denk ik bepalend voor God: een oprecht hart.